Chevignat et Roissiat

Het gehucht Chevignat vindt zijn oorsprong in "Chivisiacum", wat "het domein van Civisius" betekent, de naam van de vroegere Romeinse bewoner.
De oude naam van Roissiat is "Rothazia", wat komt van "Rotaticum", de naam van de tol die op de karren werd geheven.
De Kelten en de Romeinen vestigden zich op de hellingen van de Revermont, terwijl de vlakte van Bresse niet meer dan een moerassig bos was. De Romeinse weg die Lyon met Besançon verbond, liep langs de Revermont tot aan Coligny.
Roissiat en Chevignat, gelegen op de grens van het Koninkrijk Frankrijk en het graafschap Bourgondië, werden in 1637 in brand gestoken door de Comté's, die genoeg hadden van de Franse invallen op hun grondgebied. Maar het was in de 20e eeuw dat het trauma het grootst was, met de deportatie van een deel van de inwoners en vooral de brand van 18 juli 1944 (zie het gedenkteken Grand Brûle). In 1949 werd aan de gemeente Chevignat het Croix de Guerre toegekend voor haar verzetsdaden en de gebrachte offers.

Sinds de 15e eeuw was de wijnbouw de hoofdactiviteit van deze dorpen geworden. De witte wijnen van Roissiat waren vermaard. Maar de komst van wijnen uit het zuiden per trein en de phylloxera (die voor het eerst opdook in 1876) maakten een einde aan deze cultuur. Wat overblijft is een architectuur van stenen wijnbouwershuisjes, met een kelder onder het huis. Een trap geeft toegang tot een kamer, ooit uniek, die zowel als slaapkamer als keuken diende. Vaak is er een tweede gebouw aan vastgebouwd: een schuur of stal met een hooizolder. Wijnbouw en veeteelt werden vaak gecombineerd.

Van 1913 tot 1937 verbond de tram Revermont met Bourg-en-Bresse en reed door Roissiat en Chevignat. Natuurlijk vervoerde hij passagiers, maar ook stenen uit de steengroeve van Roissiat en dieren op de marktdag in Bourg-en-Bresse. Vandaag vervangen door een buslijn. Een deel van het traject is nog zichtbaar.